Boos

V: Hoe ga je om met boosheid?
Ch: Wat intrigeert je daarin?
Wat maakt dat nu tot een brandende vraag?

V: Vroeger thuis werd ik altijd afgewezen als ik boos werd. Ik heb dus geleerd om nooit boos te worden. Daar ben ik vanaf gestapt en nu ben ik soms wel boos. Maar ik vind het moeilijk om mijn boosheid te hanteren.
Ch: Hoe is het als jij boos bent?

V: Ik word nog niet zo lang boos.
Ch: Doe nu eens of je boos bent. Ik heb wat gedaan en dan word jij boos.

V: Nu?
Ch: Hoe ziet dat eruit?

V: Dat is een beetje lastig.
Ch: Wat zeg je dan? “Getverderrie Chahat, dat vind ik niet fijn!” Of zit er iets meer energie in?

V: Er zit iets meer energie in. Maar ik word alleen boos als degene die tegenover mij zit ook boos is.
Ch: Is er een verlangen om boos te zijn?

V: Nee, ik denk van niet. Maar het kan toch niet dat ik nooit boos ben?
Ch: Erger jij je wel eens aan dingen?

V: Jawel, dan word ik boos op mezelf. Dat zet ik dan om in: harder, beter, sneller. Of in: moe, lui.
Ch: Dat is dus ook boos, alleen ben je er zelf het slachtoffer van. Hoe zou het zijn als je die energie ook naar buiten kon richten?!

Het is fijn om hierover te praten. Iedereen herkent het en jij weet allang dat iets niet meer klopt – en ja, het is ook lastig omdat er veel oordeel op zit.
Maar iedere menselijke eigenschap draagt wijsheid in zich en ook de neurose! ‘Nooit boos’ lijkt het niet te zijn, maar ‘altijd boos’ zijn is het ook niet! Mag dat de start van ons onderzoek zijn. Hoe kan ik ‘de wijsheid van boos zijn’ in mijzelf ontdekken en hoe integreer ik dat dan in mijn leven. Hoe kan ‘boos’ ondersteunend zijn naar de kwaliteit van mijn leven!

Ik wil ook in gesprek